“Welkom, dat is lang geleden?”
Leerling: “Juf, hij gebruikt Google Maps om de weg naar school te vinden.”
Y. (4 havo)
“Welkom, dat is lang geleden?”
Leerling: “Juf, hij gebruikt Google Maps om de weg naar school te vinden.”
Y. (4 havo)
“Juf, wat heeft nu nou weer meegenomen? Wat gaan we doen?” hoor ik een van mijn leerlingen naar mij roepen, als hij ziet dat ik met vier whiteboards het lokaal open. Kijk hem met een glimlach aan en vraag of hij wil plaats nemen. Start mijn management en organisatie les en vertel mijn 5 havoleerlingen dat zij de komende periode met behulp van de eduScrum methode aan een sociaal businessplan gaan werken. Een plan om de mensen en onze maatschappij te helpen. Tevens deel ik ze mee dat de school een budget heeft gereserveerd voor een showmodel, die ze zelf moeten ontwerpen. De leerlingen worden er helemaal stil van, uiteindelijk vraagt er een na een aantal minuten ”Juf, mag het echt van alles zijn?”. Waarop ik weer glimlach en zeg, “Ja, mits het een sociaal businessplan en product wordt.”
De leerlingen kregen van mij de vrijheid om binnen en buiten het gebouw te werken, zodra ze mij nodig hadden wisten ze mij te vinden. Zo kwam ik leerlingen tijdens het project liggend in de mediatheek tegen, waar zij aan het nadenken waren. Anderen die druk achter de computer op verschillende websites aan het surfen waren en sommige leerlingen die met verschillende leraren en leerlingen aan het brainstormen waren. Ik had zelfs leerlingen die niet het vak management en organisatie niet volgden, maar alsnog mee wilden doen (wat uiteraard mocht)!
Na een periode van acht weken moesten de leerlingen de producten aanleveren. Naast hun handelingsopdracht voor M&O stuurde ik de plannen op naar een internationaal sociaal ondernemersplan competitie in Istanbul, waar ruim tien Europese landen aan meededen. De leerlingen hadden geweldige producten ontwikkeld. Van stickers om radioactieve stralingen mee tegen te gaan tot een blindenstok.
Na ruim een maand kregen we te horen dat het team van de blindenstok nummer twee was geworden met de competitie in Istanbul. De leerlingen wonnen daarmee $3.000,-. Helaas konden ze niet naar Istanbul voor de prijsuitreiking wegens de onveilige situatie in Istanbul, maar wel hebben ze de gelegenheid gehad om hun verhaal achter het project te delen. De twee jongens Bilal en Jorg die met hun idee ”The intelligent stick”. mij wisten te verrassen, hadden achterhaald hoe je zo’n stok in elkaar moest zetten. Ze hadden hun docent van natuurkunde lastiggevallen en veel op YouTube gekeken, om uiteindelijk een trillende blindenstok in elkaar te kunnen zetten. Tevens hadden ze onderzoek gedaan naar materialen om milieuvriendelijke stokken te kunnen produceren en dit als advies meegegeven. Maar waar kwam hun interesse naar blindenstokken vandaan? Achteraf bleek dat dit idee iets was waar Jorg al een hele tijd mee bezig was. Want een van zijn beste vrienden was blind en hij had altijd iets willen bedenken om zijn vriend het leven makkelijker te maken. Hij had zijn vriend tevens ook gevraagd om als eerste zijn stok te testen, wat een succes bleek te zijn.
Onbewust had deze opdracht het voor Jorg mogelijk gemaakt om met de faciliteiten van de school en met de hulp van Bilal zijn vriend te kunnen helpen. Jorg en al mijn andere leerlingen die voorheen niet begrepen waarom ondernemers geluk voor geld konden kiezen, hadden de ruimte gekregen om het te ervaren. En hoe ze die ruimte hebben besteed? Geweldig! Elke keer weten zij mij opnieuw te verassen. Natuurlijk gaat het soms mis, maar we leren het meest van onze fouten en missers. Maar laten we niet vergeten om ook van andermans fouten te leren, want helaas hebben we te weinig tijd om alle fouten zelf te maken.
Sultan Göksen, (docent, lerarenopleider, columnist)
“Jongens, het feit dat ik jullie niet allemaal zie betekent niet dat ik jullie niet hoor.”
Leerling: “Ja, de juf heeft twee masters natuurlijk hoort ze jullie!”
Leerling: “Juf, ondanks dat de juf van Nederlands nog zo heeft gezegd dat we onze huiswerk moesten maken, hebben alleen de drie Turken van de klas hun huiswerk niet gemaakt. En weet u waarom?”
“Nou..?”
Leerling: “Ze waren zeker met z’n drieën op dezelfde Turkse bruiloft…:)”
😊
I. (5H)
Leerling: “Juf, waar woont u?”
“Haarlem.”
Andere leerling: “Juf, nu gaat hij u opzoeken :)”
Leerling: “Ben je gek? Kan geen eens west uit, heb maar 1 zone…”
🙂
M. (Economie)
Koken met m’n mentorklas…
Leerling: “Juf, wilt u even kijken of de rijst goed is gelukt?”
“Jongens, jullie zijn vandaag de masters in de keuken. Geen idee.”
Leerling: “Juf, u hoort het te weten! U bent juf!”
😊
(4 Havo)
Leerling: “Juf, mag ik uw rekenmachine lenen?”
“Ja hoor, alsjeblieft.”
Leerling: “Wat is dit voor rekenmachine juf?”
“Haha, ja mijn rekenmachine komt uit het jaar 2000.” 🙂
Leerling: “Ja, uit het jaar 2000 voor Christus.” 🙂
“Pas op hé, alleen ik mag dat over mijn rekenmachine zeggen.” 😉
Leerling: 🙂
R. (4 Havo)
Taal is iets wat leeft en wat we dag in, dag uit gebruiken. Zo ontstaan er iedere dag nieuwe woorden en zinnen. Ook verdwijnen er woorden uit de spreek- en schrijftaal en staan ze alleen nog jarenlang in een woordenboek, men spreekt dan van taalverloedering. Waardoor ontstaat dat? Nou heel simpel, door gemakzucht of luiheid (denk aan sms,msn,Twitter taal), maar ook zeker door de straat.
Als docente, werkzaam op een school in Amsterdam West hoor ik regelmatig straattaal om mij heen. Straattaal is geboren uit verschillende talen zoals Engels, Surinaams, Marokkaans en Turks, met het Nederlands als basis. Mijn leerlingen hebben de straattaal dan ook zo eigen gemaakt, dat ze heel vaak geen eens door hebben dat ze in hun vragen, opmerkingen in de klas of in hun antwoorden straattaal gebruiken. Het is een gewenning oftewel hun taal geworden. Zelf had ik hier als beginnend docent erg veel moeite mee. Zo’n zeven jaar geleden kwam ik als getogen Haarlemmer werken op het Marcanti College in Amsterdam West. Uiteraard maakte mijn onwetendheid over straattaal plaats voor grote blunders. Hieronder een top 3 van mijn “straattaal” blunders:
Nummer 3: “Faja”
Tijdens mijn uitleg over consumentenrecht deelde ik met de leerlingen een eigen ervaring. Zo vertelde ik de leerlingen dat ik schoenen had gekocht en dat de hak van diezelfde schoen na één week te hebben gedragen stuk ging. Uiteraard ging ik terug naar de winkel en de winkelier gaf mij gelijk waarop mijn schoenen werden gemaakt op hun kosten. En ja hoor, na één week was weer mijn hak stuk. De winkelier begreep er niks van en gaf mij dit keer een nieuw paar mee. Na dit nieuw paar weer een week te hebben gedragen moest ik weer terug omdat mijn hak weer was afgebroken. De winkelier noteerde mijn klacht en gaf mij dit keer mijn geld terug omdat ik al voor de derde keer was gekomen met dezelfde klacht en zij er geen oplossing meer voor hadden. De leerlingen waren helemaal in shock dat dit mogelijk was, zo was hun reactie: “Juf, u bent echt Faja…” Ik dacht, hoe noemen de leerlingen mij? Vies, vuur, duivel? Dus ik keek ze heel boos aan en vroeg ze om de betekenis. De leerlingen begonnen te lachen en vertelden dat het moeilijk of gevaarlijk betekende, oftewel ze vonden het geweldig dat ik zonder schaamte terug durfde en zo rustig kon blijven. Voor mijn verhaal hadden ze niet geweten dat het kon, net als dat ik niet had geweten dat “Faja” moeilijk of gevaarlijk betekende…
Nummer 2: “Fawaka”
Na een zware werkdag liep ik via de kantine naar de uitgang van de school. De conciërge, die altijd heel vriendelijk is, zwaaide uitbundig naar mij en zei: “Fawaka”. Ik dacht dat ik het verkeerd had gehoord, had namelijk geen flauw idee van wat hij zei, dus zei ik maar “Tot morgen!” en liep snel weg. De volgende dag zocht ik de conciërge op en vroeg hem wat “Fawaka” betekende. De conciërge begon heel hard te lachen en vertelde dat hij al had gedacht dat ik niet wist wat het betekende. Hij vertelde mij dat het “Hoe gaat het?” betekent en dat ik kon antwoorden met “Abon” wat “het gaat goed” betekent. Dat was ook gelijk één van mijn eerste woordjes straattaal die ik had geleerd….
Nummer 1: “Osso”
In mijn eerste jaren gaf ik bijna alleen maar 2e klassen les. Wat mij opviel was dat veel tweede klassers het woord “osso” gebruikten. Zo had ik op een dag mijn les te vroeg afgesloten en mochten de leerlingen van mij de laatste vijf minuten iets voor hun zelf doen. De leerlingen begonnen te praten en weer hoorde ik het woord “osso”. Zelf dacht ik, mijn logische verklaring voor het woord gezien de context waarin het werd gebruikt, dat ze ermee het stadsdeel Osdorp bedoelden. Na een aantal lessen was ik daar zo zeker van geworden dat ik de leerlingen vroeg: “Jongens, wonen jullie allemaal in Osdorp?” De leerlingen keken mij erg verbaasd aan en begonnen te roepen waar ze echt woonden. Ik keek ze verrast aan en vroeg ze “Maar jullie zeiden net “osso”, dat betekent toch Osdorp?”. De leerlingen kwamen niet meer bij van lachen. Ze vertelden mij dat het woord “osso” huis betekende en liepen na de bel lachend mijn klas uit…
Na deze laatste grote blunder wist ik het zeker, ik moest hier een oplossing voor vinden. Heb op internet gezocht naar straattaal en heb er verschillende boeken over aangeschaft. Ik moet eerlijk bekennen dat ik er een stuk wijzer op ben geworden, maar nam er geen genoegen mee. Wat ik miste op internet en in de boeken waren de woordjes die mijn leerlingen heel vaak gebruikten. De straattaal kent zoveel woordjes, het kan een studie op zich worden. Als oplossing hiervoor heb ik de rest van het jaar leerlingen die straattaal gebruikten in de les, als strafwerk straattaal woordjes laten opschrijven met de betekenissen erachter. Op deze manier had ik twee vliegen in één klap. Straattaal is iets van de straat en moet op straat blijven, maar wilde tegelijkertijd ook weten waar de leerlingen het dan over hadden. Moet eerlijk bekennen dat ik dankzij hun strafwerk tot op de dag van vandaag nog geen nieuwe blunder heb gemaakt.
Elk jaar leer ik weer nieuwe woordjes bij, maar laat het mijn leerlingen niet merken. Daarom blijft het grappig als leerlingen om de zoveel tijd een vraag durven te stellen als: “Juf, u bent echt dope als u weet wat een donnie is…” Leuker is natuurlijk dat ik voor één keer de regels opzij kan zetten en kan antwoorden met: “Jullie zijn echt dope als jullie een donnie gewoon een briefje van tien, een barkie gewoon een briefje van honderd en een doezoe gewoon een briefje van duizend euro noemen, want ook al is het faja voor jullie, op het eindexamen reken ik het fout…”.
Sultan Göksen
Gerelateerde links:
– http://www.straatwoordenboek.nl/
– http://www.mijnwoordenboek.nl/dialect/Amsterdamse%20straattaal
– http://www.stoerejongenzzz.nl/straattaal/