“Echt? Ben trots op je jongen, gefeliciteerd!” Wat ga je ermee doen?”
Leerling: “Investeren, dus heb m&o echt nodig!”
🙂
“Echt? Ben trots op je jongen, gefeliciteerd!” Wat ga je ermee doen?”
Leerling: “Investeren, dus heb m&o echt nodig!”
🙂
“Echt? Ben trots op je jongen, gefeliciteerd! Wat ga je ermee doen?”
Leerling: “Investeren, dus heb m&o echt nodig!”
🙂
Leerling: “Juf waarom bent u zo vroeg wakker? Wat doet u?”
“Ben net geland, zit in Oslo.”
Leerling: “Vallah? Wat doet u in Oslo? Ga naar Ankara ofzo.”
🙂
Leerling: “Fijne vakantie juf!”
Y. (5 havo)
“Welkom, dat is lang geleden?”
Leerling: “Juf, hij gebruikt Google Maps om de weg naar school te vinden.”
Y. (4 havo)
Leerling: “Jullie hebben nog 30 minuten om aan je toets te werken, daarna gaat de bel.”
Andere leerling: “En jij dan? Jij maakt dezelfde toets.”
Leerling: “😊 ben al klaar, alleen de antwoorden weet ik niet…”
R. (4 havo)